Bedenk zoektermen die relevant zijn voor zowel je hoofdvraag als ook voor je deelvragen. Vul de zoektermen (en combinaties van zoektermen) in op het formulier.
Gebruik je (deel)vragen en de bijbehorende inclusiecriteria uit de eerste opdracht als basis voor het formuleren van zoektermen.
Denk na over waar je zoekt en hoe je gaat zoeken. Beschrijf dit beknopt op het formulier onder het kopje zoekstrategie.
Gebruik de oefeningen en aanwijzingen in de naastgelegen boxen.
Sneeuwbalmethode: je zoekt op basis van een geschikte publicatie die je al gevonden hebt. Bijvoorbeeld andere publicaties van diezelfde auteur, of je zoekt naar andere bronnen via de literatuurlijst van een artikel (auteurs maken namelijk gebruik van andere publicaties als bron voor hun eigen werk, die bronnen worden dan vermeld in de literatuurlijst/bibliografie van de nieuwe publicatie). Met het zoeken naar referenties in een literatuurlijst ga je terug in de tijd naar oudere publicaties.
Citatiezoeken: hierbij zoek je op of een voor jou geschikt artikel geciteerd is en zo ja, bekijk je dat nieuwe artikel. Als dit ook relevant is kan je ook van dat artikel weer kijken wie het geciteerd heeft. Gebruik een citatiedatabase zoals Web of Science of Scopus of zoek in Google Scholar. Met deze methode ga je vooruit in de tijd naar nieuwere artikelen. Hou er dan wel rekening mee dat een recent gepubliceerd artikel waarschijnlijk nog geen of weinig citaties heeft.
Catalogusmethode: Met zelfbedachte zoektermen zoeken in een zoekmachine die literatuur in een bepaalde collectie/verzameling doorzoekbaar maakt. Bijvoorbeeld in WorldCat.
Systematisch zoeken: je zoekt op basis van (gecombineerde) zoektermen in zoekmachines die literatuur op een bepaald vakgebied (of alle vakgebieden) doorzoekbaar maken (ongeacht de beschikbaarheid), met de bedoeling zo veel mogelijk literatuur over dat onderwerp te vinden. Je kunt hierbij uitbreiden (zoektermen die je tegen komt toevoegen) en beperken (zoektermen laten vervallen of limiteren op bijv. publicatiejaar). Bij systematisch zoeken kun je gebruik maken van meerdere zoektechnieken.
Een voorwaarde voor succesvol zoeken is het gebruiken van de juiste zoektermen.
Algemene tips:
Denk daarbij ook aan alle verschillende soorten termen:
In de LibGuide Zoekstrategie vind je meer over zoektermen bedenken.
Voor een effectieve zoekstrategie kun je jezelf 4 vragen stellen:
1. Wat zoek ik?
a. Over welk onderwerp zoek je informatie?
b. In welk type document kun je die informatie vinden?
Formuleer dan een goede zoekvraag met de meest geschikte zoektermen.
2. Waar zoek ik?
Kies de geschikste databank/catalogus/website en die keuze is weer afhankelijk van het antwoord op vraag 1a en b. De bibliotheek geeft per vakgebied toegang tot zoeksystemen.
3. Hoe zoek ik?
a. Zoek efficiënt: gebruik relevante zoektermen in de juiste combinatie en benut de functionaliteit van de databank/zoekmachine;
b. Er zijn verschillende zoekmethodes. De bibliografische/systematische methode (met zoektermen zoeken in wetenschappelijke zoekmachines) en de sneeuwbal/citatiemethode (uitgaan van iets wat je al hebt) zijn de belangrijkste. Hoe je deze methodes precies kunt inzetten, hangt af van de mogelijkheden die het zoeksysteem biedt.
In de LibGuide Zoekstrategie lees je meer over het opzetten van een zoekstrategie.
4. Hoe selecteer/beoordeel ik?
a. Geeft de gevonden informatie antwoord op je onderzoeks(deel)vraag en
b. Is de kwaliteit van deze informatie goed?
Ga voor antwoorden op deze vragen naar de LibGuide Bronnen evalueren.
Mindmappen kan een goede en leuke manier zijn om zoektermen te bedenken.
Een mindmap is een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een boomstructuur rond een centraal thema, bijvoorbeeld (een onderdeel van) je zoekvraag.
Kijk eerst even naar het volgende filmpje voor een uitleg:
https://www.youtube.com/watch?v=-cJhrTWC94U
Veel plezier!
Als je in een zoekactie meer dan één zoekterm gebruikt zoeken zoekmachines vaak naar documenten waar alle genoemde termen in voorkomen. Wil je iets anders dan moet je dat zelf aangeven met zogenaamde operatoren ('Booleaans zoeken').
Veelgebruikte operatoren zijn:
AND: alle termen moeten voorkomen
Hiermee combineer je verschillende aspecten van je onderwerp.
Voorbeeld:
televisiekijken AND gedragsstoornissen AND kinderen
OR: minimaal één van de termen moet voorkomen
Hiermee kun je verschillende varianten van één aspect combineren.
Voorbeeld:
televisie OR tv OR television
behaviour OR behavior
of bijv. ook enkel- en meervoud als die beide mogelijk zijn:
kind OR kinderen OR child OR children
NOT : de term mag niet voorkomen
Voorbeeld:
mode NOT kleding
Bij ingewikkelde zoekvragen waarbij je bijv. verschillende varianten van verschillende aspecten combineert, moet je zelf met haakjes aangeven hoe de zoekmachine ermee om moet gaan.
Voorbeeld:
(televisie OR tv OR television) AND (gedrag OR behavior OR behaviour) AND (kinderen OR children)
LET OP! Operatoren en de betekenis ervan kunnen per database verschillen.
"... ...": termen moeten in exact deze volgorde voorkomen
Voorbeeld:
"social media"
* : Door een asterisk achter de 'stam' van een woord te plaatsen ('trunceren') zoek je op alle mogelijke varianten waarin de woordstam gevolgd wordt door één of meer letters.
Bijvoorbeeld:
behavio*
om in één keer te zoeken naar
behaviour, behavior, behavioural, behavioral, behaviorism, ...
NB in Google (Scholar) werkt trunceren met een * niet, Google heeft zijn eigen 'stemming' methode